DA/e Simple Dutch Examination Test A1 Step 1 Please enter your real name in the Voornaam and Achternaam box before you start. This name will be automatically added to your digital certificate! You can not change it later! Please take note, you can take this test only one time! Warning! Do not close your browser before you finish your test! Read all questions and answers very carefully! Good luck! Voornaam en Achternaam Email 1. Ik .... kinderen heb is zijn heeft hebben None 2. Wij ......... een tafel zijn heeft hebt is hebben None 3........is een vrouw Zij Hij Jullie None 4. Hij ......... een kind hebben is zijn hebt None 5. Jullie ......... een auto bent zijn hebt hebben None 6. Jij ......... een man bent is ben heb None 7........bent een vrouw Jij Zij Hij Jullie None 8........ben een student Hij Ik Jij Zij None 9 Ik heb ....... boek het de None 10 Ik heb ....... boeken de het een None 11 Ik heb ....... de werk werk None 12 Ik woon in ....... Nederland de Nederlands Nederlands None 13 Ik spreek ....... Nederlands Nederland de Nederlands None 14 Ik drink ....... een melk het melk melk None 15. Hij ......... een auto zoeken zoek zoekt None 16. Wij ......... huiswerk maakt maak maken None 17. Philippe ......... een cadeau krijg krijgt krijgen None 18. Ik ......... thuis werkt werken werk None 19. Mensen ......... koffie drinkt drink drinken None 20. Ik heb twee .......... boek boeken boeks None 21. Wij .......... ................. hebben tafel hebt een tafel hebben tafels heeft de tafel None 22. Maria .......... ................. heeft het fietsen hebt de fiets heb een fietsen heeft fietsen None 23. Wij hebben drie .......... tafels tafel's tafelen None 24. Hoe laat is het? Kwart voor zes Kwart over vijf Negen voor zes None 25. Hoe laat is het? Acht voor tien Tien over half negen Tien over half tien None 26. Hoe laat is het? Vijf voor vier Vijf voor half vier Vier uur vijf None 27. Hoe laat is het? Vijf voor half zes Vijf voor zes Vijf over zes None 28. 12+13= Vijfentwintig Twintig-vijf Vijftwintig None 29. Ik heb......idee......idee is goed. Ik heb een idee. Het idee is goed. Ik heb het idee. Een idee is goed. None 30. Zij hebben......goede vader.......vader heet Peter. Zij hebben de goede vader. Een vader heet Peter. Zij hebben een goede vader. De vader heet Peter. None 31. Wij hebben.....honden.......honden heten Bello en Bella. Wij hebben honden. De honden heten Bello en Bella. Wij hebben de honden. Honden heten Bello en Bella. None 32. 79-2= Zevenenzeventig Zeventig en Zeven Zeven en zeventig None 33. 45-10= Dertig vijf Vijfendertig Vijf en dertig None 34. 51+2= Drie en vijftig Drieënvijftig Vijftig drie None 35. Ben jij een leraar? Nee, ik ben geen leraar Nee, ik niet ben een leraar Nee, ik ben een leraar niet Nee, ik ben niet een leraar None 36. Bent u de leraar? Nee, ik ben geen leraar Nee, ik ben de leraar niet Nee, ik niet ben de leraar Nee, ik ben niet de leraar None 37. Heeft u een boek? Nee, ik heb niet een boek Nee, ik heb een boek niet Nee, ik niet heb een boek Nee, ik heb geen boek None 38. Heeft u het boek? Nee, ik niet heb het boek Nee, ik heb het boek niet Nee, ik heb de boek niet Nee, ik heb geen boek Nee, ik heb niet het boek Nee, ik heb een boek niet None 39. Heeft u boeken? Nee, ik heb de boeken niet Nee, ik heb het boeken niet Nee, ik heb niet boeken Nee, ik heb boeken niet Nee, ik geen heb boeken Nee, ik heb geen boeken None 40. Heeft u de boeken? Nee, ik niet heb de boeken Nee, ik heb boeken niet Nee, ik heb geen boeken Nee, ik heb het boeken niet Nee, ik heb de boeken niet Nee, ik heb niet de boeken None 41. Zijn zij kinderen? Nee, zij niet zijn kinderen Nee, zij zijn niet kinderen Nee, zij zijn kinderen niet Nee, zij geen kinderen Nee, zij zijn geen kinderen Nee, zij zijn niet zijn kinderen None 42. Zijn zij de kinderen? Nee, zij geen kinderen Nee, zij zijn niet de kinderen Nee, zij zijn de kinderen niet Nee, zij zijn kinderen niet Nee, zij zijn geen kinderen Nee, zij niet zijn kinderen Nee, zij zij de kinderen niet None 43. Heeft u suiker? Nee, ik heb de suiker niet Nee, ik heb suiker niet Nee, ik geen suiker Nee, ik niet suiker Nee, ik heb niet suiker Nee, ik heb geen suiker Nee, ik suiker niet None 44. Heeft u de suiker? Nee, ik heb de suiker niet Nee, ik heb een suiker niet Nee, ik heb suiker niet Nee, ik geen suiker Nee, ik heb niet de suiker Nee, ik niet heb de suiker Nee, ik suiker niet Nee, ik heb geen suiker None 45. Werkt u? Nee, ik geen werk Nee, ik heb niet werken Nee, ik heb niet werk Nee, ik niet werk Nee, ik werk niet Nee, ik het werk niet None 46. Fiets jij? Nee, ik fiets niet Nee, ik het fiets niet Nee, ik hebt geen fiets Nee, ik niet fiets Nee, ik heb niet fietsen Nee, ik geen fiets Nee, ik heb niet de fiets Nee, ik geen fietsen Nee, ik heb niet fiets Nee, ik heb de fiets niet None 47. Kijk jij een film? Nee, ik kijkt geen film Nee, ik geen film kijken Nee, ik kijk de film niet Nee, ik kijk een film niet Nee, ik kijk het niet film Nee, ik geen film kijk Nee, ik kijk niet film Nee, ik kijk geen film Nee, ik niet kijk een film None 48. Kijk jij de film? Nee, ik geen film kijk Nee, ik kijkt geen film Nee, ik kijk de film niet Nee, ik kijk niet film Nee, ik kijk een film niet Nee, ik kijk niet de film Nee, ik niet kijk de film Nee, ik kijk de niet film Nee, ik geen film kijken None 49. Hij (kunnen) praten. 50. Maria (willen) lezen. 51. (Zijn) jij een student? 52. (Hebben) jij werk? 53. (Werken) u in Nederland? 54. (Krijgen) Anna geld? 55. (Drinken) jij koffie? Time's up Dutch Course Eindhoven2024-08-04T16:08:21+02:00