Dutch Academy Eindhoven Placement Test B1 level Part 2 1. Philippe .... is het boek heb dit boeken heb deze boeken hebt zijn boek heeft deze boeken None 2. Hoe laat is het? Tien over half negen Tien over half tien Acht voor tien None 3. Welke zin is correct? Dit vrouw koopt schoenen Deze vrouw kopt dit schoenen De vrouw koopt dat schoenen Die vrouw koopt deze schoenen None 4. Waar (wonen) jij? 5. Mijn haar is .... Ik heb .... haar lang, lang lange, lang lange, lange lang, lange None 6. Ik heb een afspraak vrijdag 7. Ik heb een mooi klein ...... tafel tafelje tafeltje tafelke None 8. Welke zin is correct? Ik ga kopen een huis Ik ga een huis kopen Ik ga deze huis kopen None 9. Zij kent .... mevrouw, maar .... mevrouw kent zij niet dat, deze die, dat die, deze dat, dit None 10. Die hond is .... Dat is een .... hond oud, oud oude, oud oude, oude oud, oude None 11. Dat is een mooi ....... huistje huisje huiztje huizje None 12. Waar (komen) jij vandaan? 13. Welke zin is correct? Ik wil morgen een koelkast kopen Ik wil kopen morgen een koelkast Ik wil kopen een koelkast morgen None 14. Ik heb een afspraak 10 uur 15. Welke zin is correct? Hij maakt die huiswerk Ik maak mij huiswerk De studenten maken hun huiswerk None 16. Welke zin is correct? Heb jij dat pen? Heb jij uw pen? Heb jij die pen? Zie jij het pen? None 17. Ik woon Nederland 18. Mag ik uw pen even lenen? Ik ... iets opschrijven. kan wil mag None 19. Welke zin is niet correct? Jij hebt een pen niet Jij hebt de pen niet Jij hebt geen pen None 20. Welke zin is correct? Deze auto heeft geen dak Dat auto heeft het dak niet Die auto heeft een dak niet None 21. Welke zin is correct? Dit is onze kinderen Dit zijn onze kinders Ons kinderen zijn slim Dit zijn onze grote kinderen None 22. Welke vraag is correct? Wat boek heb jij? Welke boek heb jij? Welk boek heb jij? None 23. Welke vraag is correct? Waar werkt jij? Waar werken jij? Waar werk jij? None 24. Welke zin is correct? Ik woon op het station Ik woon over het station Ik woon achter het station Ik woon om het station None 25. Welke zin is niet correct? De winkel is van 13:00 tot 13:30 gesloten De winkel is tussen 13:00 en 13:30 gesloten De winkel is om 13:00 en 13:30 gesloten None 26. 82-5= Zeventig en Zeven Zevenenzeventig Zeven en zeventig None 27. 229-8= Tweehonderd eenentwintig Twee honderd een en twintig Tweehonderdeenentwintig None 28. Hoe laat is het? Zeven voor zes Vijf voor half vijf Vijf over half zes None 29. Hoe laat (vertrekken) de bus? 30. Welke zinnen zijn correct? De lamp hangt op het plafond. De computer staat op de tafel De lamp hangt aan het plafond. Het schilderij hangt op de muur Het schilderij hangt op de muur. De computer staat op de tafel Het schilderij hangt aan de muur. De computer staat op de tafel De lamp hangt aan het plafond. De computer staat aan de tafel None 31. Philippe en Maurice .... .... .... docenten. zijn een goede bent goede is goed ben de goede zijn goede zijn de goed None 32. Werk jij? Nee, ik werken niet Nee, ik niet werk Nee, ik werk geen Nee, ik geen werk Nee, ik werk niet Nee, ik werkt niet None 33. Bent u mijn leraar? Nee, je hebt niet jouw leraar Nee, u bent niet jouw leraar Nee, u bent niet mijn leraar Nee, u bent geen mijn leraar Nee, u bent niet uw leraar Nee, ik ben jouw leraar niet Nee, ik heb jouw leraar niet Nee, ik niet ben mijn leraar Nee, ik niet ben jouw leraar None 34. Ziet u mij? Nee, ik niet zie uw Nee, ik niet zie u Nee, ik niet zie jou Nee, ik zie niet u Nee, ik zie niet jou Nee, ik zie u niet Nee, ik zie uw niet Nee, ik zie geen u Nee, ik zie geen uw Nee, ik zie jij niet None 35. Heeft u het boek? Nee, ik heb niet boek Nee, ik geen heb het boek Nee, ik heb geen het boek Nee, ik hebben geen boek Nee, ik heb geen boek Nee, ik geen boek heb Nee, ik heb het boek niet Nee, ik niet heb het boek Nee, ik heb een boek niet None 36. Heb jij de auto? Nee, ik heb niet auto Nee, ik geen heb de auto Nee, ik heb niet de auto Nee, ik niet heb de auto Nee, ik heb geen auto Nee, ik geen auto heb Nee, ik heb de auto niet Nee, ik heb een auto niet None 36. Heeft u suiker? Nee, ik heb niet suiker Nee, ik geen heb suiker Nee, ik geen suiker Nee, ik heb de suiker niet Nee, ik suiker niet Nee, ik ben geen suiker Nee, ik heb een suiker niet Nee, ik heb geen suiker Nee, ik hebben geen suiker Nee, ik niet heb suiker None 37. Heb jij werk? Nee, ik heb niet werk Nee, ik ben geen werken Nee, ik geen werk Nee, ik niet werk Nee, ik heb het werk niet Nee, ik heb de werk niet Nee, ik heb een werk niet Nee, ik heb geen werk Nee, ik hebben geen werk Nee, ik werk geen Nee, ik niet heb werk None 38. Ziet u dat huis? Nee, ik zit niet op dat huis Nee, ik zie niet dat huis Nee, ik zie geen dat huis Nee, ik zit geen huis Nee, ik niet zie dat huis Nee, ik zie de huis niet Nee, ik zie die huis niet Nee, ik zie dat huis niet Nee, ik zie dat niet huis Nee, ik zie dat geen huis Nee, ik zie deze huis niet None 39. Woont u in het grote huis? Nee, ik woon niet in een groot huis Nee, ik woon in geen grote huis Nee, ik woon in het grote huis niet Nee, ik woon in niet het grote huis Nee, ik niet woon in het grote huis Nee, ik woon geen grote huis Nee, ik woon in een groot geen huis Nee, ik woon niet in het grote huis Nee, ik woon in niet grote huis None 40. Is uw huis groot? Nee, mijn huis is groot niet Nee, mijn huis is geen groot Nee, mijn huis is niet grote Nee, mijn huis is geen grote Nee, mijn huis is niet groot Nee, uw huis is niet groot Nee, uw huis is groot niet Nee, uw huis is geen groot None 41. Koop jij een nieuwe auto? Nee, jij koopt geen nieuwe auto Nee, jij koopt niet nieuwe auto Nee, jij koopt een nieuwe auto niet Nee, jij koopt de nieuwe auto niet Nee, ik koop geen nieuwe auto Nee, ik koop een nieuwe auto niet Nee, ik niet koop een nieuwe auto Nee, ik koop de nieuwe auto niet Nee, ik koop niet een nieuwe auto None 42. Kom jij vanavond? Nee, jij komt vanavond niet Nee, jij niet komt vanavond Nee, ik kom vanavond niet Nee, ik niet kom vanavond None 43. Komt u om 9 uur? Nee, u komt niet om 9 uur Nee, u niet komt om 9 uur Nee, ik kom niet om 9 uur Nee, ik niet kom om 9 uur None 44. Werk jij tot vrijdag? Nee, jij werkt niet tot vrijdag Nee, jij werkt tot vrijdag niet Nee, jij niet werkt tot vrijdag Nee, ik werk niet tot vrijdag Nee, ik werk tot vrijdag niet Nee, ik niet werk tot vrijdag None 45. Zit jij op de tafel? Nee, jij zit niet op de tafel Nee, jij zit op de tafel niet Nee, jij niet zit op de tafel Nee, ik zit niet op de tafel Nee, ik zit op de tafel niet Nee, ik niet zit op de tafel Nee, ik zit op niet de tafel Nee, ik zit op geen tafel None 46. Woon jij in een flat? Nee, jij woont in geen flat Nee, jij woont niet in een flat Nee, jij niet woont in een flat Nee, ik woon niet in een flat Nee, ik woon in geen flat Nee, ik woon in een flat niet Nee, ik niet woon in een flat None 47. Welke zin is correct? Ik wil om 9 uur een afspraak maken Ik wil een afspraak om 9 uur maken None 48. Wat (kunnen) ik doen? 49. Wat (gaan) jij doen? 50. Wat (willen) u drinken? 51. Ik heb een afspraak ....... 10 uur op aan om None 52. De trein vertrekt ....... 10 minuten op aan over None 53. De winkel is ....... het weekend open in aan op None 54. Ik werk ...... 8:00 ......... 17:00 uur om 8:00 tot 17:00 uur van 8:00 aan 17:00 uur van 8:00 tot 17:00 uur None 55. Ik heb ....... vrijdag een afspraak op aan om None 56. Ik ben ....... maandag op vakantie vanaf aan in None 57. Ik woon ....... 2016 in Nederland op sinds aan None 58. Ik blijf ....... 3 uur thuis aan tot op None 59. Wij zitten ....... de auto tussen in uit None 60. De spiegel hangt ....... de muur op aan bij None 61. De computer staat ....... de tafel op aan boven None 62. De lamp hangt ....... het plafond op aan naast None 63. Welke zin is correct? Daar staan onze kinderen. Zie jij ze ook? Daar staan onze kinderen. Zie jij hem ook? Daar staan onze kinderen. Zie jij haar ook? Daar staan onze kinderen. Zie jij zij ook? None 64. Zie jij Bernard? Nee, ik zie hij niet Nee, ik zie hem niet Nee, ik zie geen hem Nee, ik zie niet hem Nee, ik zie niet hij Nee, ik niet zie hem None 65. Bel jij Anna? Nee, ik bel zij niet Nee, ik bel niet zij Nee, ik niet bel niet Nee, ik bel geen haar Nee, ik bel haar niet Nee, ik bel niet haar Nee, ik niet bel haar Nee, zij belt mij niet None 66. Mist u uw ouders? Nee, ik mis zij niet Nee, ik mis ze niet Nee, ik mis hun niet Nee, ik mis niet zij Nee, ik mis niet ze Nee, ik mis niet hun None 67. Helpt u uw collega's? Nee, ik help niet hun Nee, ik help hun niet Nee, ik niet help hun Nee, ik help niet zij Nee, ik help zij niet Nee, ik niet help zij Nee, ik help ze niet Nee, ik help niet ze Nee, ik niet help ze None 68. Hoort u hem? Nee, ik hoor hij niet Nee, ik hoor niet hij Nee, ik niet hoor hij Nee, u hoor hem niet Nee, u hoort niet hem Nee, ik hoor jouw niet Nee, ik hoor hem niet Nee, ik niet hoor hem Nee, ik niet hoor u Nee, ik hoor u niet None 69. Belt Anna jou? Nee, zij belt mij niet Nee, ik bel haar niet Nee, ik bel niet haar Nee, jij belt haar niet None 70. Bellen zij jullie? Nee, zij bellen ons niet Nee, jullie bellen zij niet Nee, zij bellen niet ons Nee, jullie bellen niet zij None Voornaam en Achternaam Email Time's up Dutch Course Eindhoven2024-08-04T16:06:18+02:00