Dutch Academy Eindhoven Placement Test A2 Level Part 2 (2024) 1. Philippe .... heb dit boeken hebt zijn boek heeft deze boeken heb deze boeken is het boek None 2. Hoe laat is het? Tien over half tien Acht voor tien Tien over half negen None 3. Welke zin is correct? De vrouw koopt dat schoenen Dit vrouw koopt schoenen Die vrouw koopt deze schoenen Deze vrouw kopt dit schoenen None 4. Waar (wonen) jij? 5. Mijn haar is .... Ik heb .... haar lange, lang lang, lange lang, lang lange, lange None 6. Ik heb een afspraak vrijdag 7. Ik heb een mooi klein ...... tafelje tafel tafeltje tafelke None 8. Welke zin is correct? Ik ga deze huis kopen Ik ga kopen een huis Ik ga een huis kopen None 9. Zij kent .... mevrouw, maar .... mevrouw kent zij niet die, dat dat, deze dat, dit die, deze None 10. Die hond is .... Dat is een .... hond oude, oude oude, oud oud, oud oud, oude None 11. Dat is een mooi ....... huiztje huisje huizje huistje None 12. Waar (komen) jij vandaan? 13. Welke zin is correct? Ik wil morgen een koelkast kopen Ik wil kopen morgen een koelkast Ik wil kopen een koelkast morgen None 14. Ik heb een afspraak 10 uur 15. Welke zin is correct? De studenten maken hun huiswerk Hij maakt die huiswerk Ik maak mij huiswerk None 16. Welke zin is correct? Zie jij het pen? Heb jij die pen? Heb jij dat pen? Heb jij uw pen? None 17. Ik woon Nederland 18. Mag ik uw pen even lenen? Ik ... iets opschrijven. wil kan mag None 19. Welke zin is niet correct? Jij hebt geen pen Jij hebt een pen niet Jij hebt de pen niet None 20. Welke zin is correct? Dat auto heeft het dak niet Die auto heeft een dak niet Deze auto heeft geen dak None 21. Welke zin is correct? Dit zijn onze grote kinderen Dit is onze kinderen Ons kinderen zijn slim Dit zijn onze kinders None 22. Welke vraag is correct? Welk boek heb jij? Wat boek heb jij? Welke boek heb jij? None 23. Welke vraag is correct? Waar werk jij? Waar werkt jij? Waar werken jij? None 24. Welke zin is correct? Ik woon achter het station Ik woon om het station Ik woon op het station Ik woon over het station None 25. Welke zin is niet correct? De winkel is van 13:00 tot 13:30 gesloten De winkel is om 13:00 en 13:30 gesloten De winkel is tussen 13:00 en 13:30 gesloten None 26. 82-5= Zevenenzeventig Zeventig en Zeven Zeven en zeventig None 27. 229-8= Twee honderd een en twintig Tweehonderdeenentwintig Tweehonderd eenentwintig None 28. Hoe laat is het? Vijf over half zes Vijf voor half vijf Zeven voor zes None 29. Hoe laat (vertrekken) de bus? 30. Welke zinnen zijn correct? De lamp hangt aan het plafond. Het schilderij hangt op de muur Het schilderij hangt op de muur. De computer staat op de tafel Het schilderij hangt aan de muur. De computer staat op de tafel De lamp hangt aan het plafond. De computer staat aan de tafel De lamp hangt op het plafond. De computer staat op de tafel None 31. Philippe en Maurice .... .... .... docenten. zijn een goede ben de goede is goed bent goede zijn goede zijn de goed None 32. Werk jij? Nee, ik werkt niet Nee, ik werk niet Nee, ik niet werk Nee, ik werken niet Nee, ik geen werk Nee, ik werk geen None 33. Bent u mijn leraar? Nee, u bent niet jouw leraar Nee, u bent niet uw leraar Nee, je hebt niet jouw leraar Nee, ik heb jouw leraar niet Nee, u bent niet mijn leraar Nee, ik niet ben mijn leraar Nee, ik ben jouw leraar niet Nee, ik niet ben jouw leraar Nee, u bent geen mijn leraar None 34. Ziet u mij? Nee, ik zie jij niet Nee, ik zie niet u Nee, ik zie geen u Nee, ik zie uw niet Nee, ik zie geen uw Nee, ik zie u niet Nee, ik niet zie uw Nee, ik niet zie jou Nee, ik zie niet jou Nee, ik niet zie u None 35. Heeft u het boek? Nee, ik geen heb het boek Nee, ik heb geen boek Nee, ik hebben geen boek Nee, ik geen boek heb Nee, ik heb het boek niet Nee, ik niet heb het boek Nee, ik heb geen het boek Nee, ik heb niet boek Nee, ik heb een boek niet None 36. Heb jij de auto? Nee, ik heb geen auto Nee, ik heb een auto niet Nee, ik geen heb de auto Nee, ik geen auto heb Nee, ik heb niet de auto Nee, ik heb de auto niet Nee, ik niet heb de auto Nee, ik heb niet auto None 37. Heeft u suiker? Nee, ik ben geen suiker Nee, ik heb niet suiker Nee, ik heb de suiker niet Nee, ik hebben geen suiker Nee, ik geen suiker Nee, ik heb geen suiker Nee, ik suiker niet Nee, ik heb een suiker niet Nee, ik niet heb suiker Nee, ik geen heb suiker None 38. Heb jij werk? Nee, ik heb een werk niet Nee, ik heb het werk niet Nee, ik heb niet werk Nee, ik heb de werk niet Nee, ik heb geen werk Nee, ik niet heb werk Nee, ik hebben geen werk Nee, ik geen werk Nee, ik ben geen werken Nee, ik niet werk Nee, ik werk geen None 39. Ziet u dat huis? Nee, ik zie geen dat huis Nee, ik zie dat huis niet Nee, ik zie die huis niet Nee, ik zie deze huis niet Nee, ik zie de huis niet Nee, ik niet zie dat huis Nee, ik zit geen huis Nee, ik zit niet op dat huis Nee, ik zie niet dat huis Nee, ik zie dat geen huis Nee, ik zie dat niet huis None 40. Woont u in het grote huis? Nee, ik woon niet in een groot huis Nee, ik woon in geen grote huis Nee, ik woon in een groot geen huis Nee, ik woon niet in het grote huis Nee, ik woon in niet het grote huis Nee, ik woon in het grote huis niet Nee, ik niet woon in het grote huis Nee, ik woon in niet grote huis Nee, ik woon geen grote huis None 41. Is uw huis groot? Nee, uw huis is niet groot Nee, mijn huis is geen grote Nee, mijn huis is niet grote Nee, uw huis is geen groot Nee, mijn huis is geen groot Nee, uw huis is groot niet Nee, mijn huis is niet groot Nee, mijn huis is groot niet None 42. Koop jij een nieuwe auto? Nee, ik koop een nieuwe auto niet Nee, jij koopt geen nieuwe auto Nee, ik niet koop een nieuwe auto Nee, ik koop niet een nieuwe auto Nee, jij koopt de nieuwe auto niet Nee, jij koopt niet nieuwe auto Nee, ik koop de nieuwe auto niet Nee, ik koop geen nieuwe auto Nee, jij koopt een nieuwe auto niet None 43. Kom jij vanavond? Nee, jij niet komt vanavond Nee, ik niet kom vanavond Nee, ik kom vanavond niet Nee, jij komt vanavond niet None 44. Komt u om 9 uur? Nee, u komt niet om 9 uur Nee, u niet komt om 9 uur Nee, ik kom niet om 9 uur Nee, ik niet kom om 9 uur None 45. Werk jij tot vrijdag? Nee, ik niet werk tot vrijdag Nee, ik werk niet tot vrijdag Nee, jij werkt niet tot vrijdag Nee, ik werk tot vrijdag niet Nee, jij niet werkt tot vrijdag Nee, jij werkt tot vrijdag niet None 46. Zit jij op de tafel? Nee, jij niet zit op de tafel Nee, ik zit op de tafel niet Nee, jij zit niet op de tafel Nee, ik zit op geen tafel Nee, ik zit op niet de tafel Nee, jij zit op de tafel niet Nee, ik zit niet op de tafel Nee, ik niet zit op de tafel None 47. Woon jij in een flat? Nee, jij niet woont in een flat Nee, ik woon in geen flat Nee, jij woont in geen flat Nee, ik niet woon in een flat Nee, jij woont niet in een flat Nee, ik woon niet in een flat Nee, ik woon in een flat niet None 48. Welke zin is correct? Ik wil een afspraak om 9 uur maken Ik wil om 9 uur een afspraak maken None 49. Wat (kunnen) ik doen? 50. Wat (gaan) jij doen? 51. Wat (willen) u drinken? 52. Ik heb een afspraak ....... 10 uur om aan op None 53. De trein vertrekt ....... 10 minuten aan over op None 54. De winkel is ....... het weekend open aan in op None 55. Ik werk ...... 8:00 ......... 17:00 uur van 8:00 tot 17:00 uur om 8:00 tot 17:00 uur van 8:00 aan 17:00 uur None 56. Ik heb ....... vrijdag een afspraak aan om op None 57. Ik ben ....... maandag op vakantie in vanaf aan None 58. Ik woon ....... 2016 in Nederland sinds op aan None 59. Ik blijf ....... 3 uur thuis tot op aan None 60. Wij zitten ....... de auto in tussen uit None 61. De spiegel hangt ....... de muur bij aan op None 62. De computer staat ....... de tafel aan op boven None 63. De lamp hangt ....... het plafond aan op naast None 64. Welke zin is correct? Daar staan onze kinderen. Zie jij hem ook? Daar staan onze kinderen. Zie jij zij ook? Daar staan onze kinderen. Zie jij haar ook? Daar staan onze kinderen. Zie jij ze ook? None 65. Zie jij Bernard? Nee, ik zie niet hem Nee, ik niet zie hem Nee, ik zie hem niet Nee, ik zie hij niet Nee, ik zie niet hij Nee, ik zie geen hem None 66. Bel jij Anna? Nee, ik bel zij niet Nee, ik niet bel haar Nee, ik bel niet haar Nee, ik bel niet zij Nee, zij belt mij niet Nee, ik niet bel niet Nee, ik bel haar niet Nee, ik bel geen haar None 67. Mist u uw ouders? Nee, ik mis niet ze Nee, ik mis niet zij Nee, ik mis hun niet Nee, ik mis ze niet Nee, ik mis zij niet Nee, ik mis niet hun None 68. Helpt u uw collega's? Nee, ik help niet hun Nee, ik help zij niet Nee, ik help hun niet Nee, ik help niet zij Nee, ik help niet ze Nee, ik help ze niet Nee, ik niet help zij Nee, ik niet help hun Nee, ik niet help ze None 69. Hoort u hem? Nee, ik niet hoor hem Nee, ik hoor hem niet Nee, ik niet hoor u Nee, ik hoor u niet Nee, u hoort niet hem Nee, ik hoor niet hij Nee, ik hoor hij niet Nee, u hoor hem niet Nee, ik hoor jouw niet Nee, ik niet hoor hij None 70. Belt Anna jou? Nee, zij belt mij niet Nee, jij belt haar niet Nee, ik bel niet haar Nee, ik bel haar niet None 71. Bellen zij jullie? Nee, jullie bellen zij niet Nee, zij bellen niet ons Nee, zij bellen ons niet Nee, jullie bellen niet zij None Name Email Time's up Dutch Course Eindhoven2024-08-04T16:05:36+02:00