Course Content
Dutch Vocabulary for beginners

Learn Dutch Academy Youtube subscribe

Learn Dutch pdf download

DutchEnglishDutchEnglish
Het alfabetAlphabetDe spellingSpelling
SpellenTo spellDe grammaticaGrammar
GrammaticaalGrammaticalVervoegenTo conjugate
De vervoegingConjugationVerbuigenTo inflect
De verbuigingInflectionDe uitgangEnding (grammatical)
De naamvalCaseDe tijdTense
De tegenwoordige tijdPresent tenseDe verleden tijdPast tense
De toekomende tijdFuture tenseHet werkwoordVerb
Het lidwoordArticleHet bijwoordAdverb
Het zelfstandig naamwoordNounHet bijvoeglijk naamwoordAdjective
Het voornaamwoordPronounHet voorzetselPreposition
Het onderwerpSubjectHet lijdend voorwerpDirect object
Het meewerkend voorwerpIndirect objectHet hulpwerkwoordAuxiliary verb
Het (voltooid)deelwoord(past)participle(On)bepaald(in)definite
De zinSentenceDe bijzinClause
De hoofdzinMain clauseDe klinker, vocaalVowel
De medeklinker, consonantConsonantDe regelRule
De lettergreepSyllableHet enkelvoudSingular
Het meervoudPluralMannelijkMasculine
VrouwelijkFeminineOnzijdigNeuter
Het geslachtGenderDe spraakSpeech
Het spraakgebrekSpeech defectDe uitspraakPronunciation
UitsprekenTo pronounceOefenenTo practise
De oefeningExercise; practiseDe vormleerMorphology
De klankleerPhonologyDe klankleer, fonetiekPhonetics
De zinsleer, syntaxisSyntaxNederlandsDutch
EngelsEnglishDuitsGerman
FransFrenchItaliaansItalian
SpaansSpanishPortugeesPortuguese
RussischRussian(Oud)Grieks(ancient)Greek
(Nieuw) Hebreeuws(Modern)HebrewLatijn(s)Latin (adj.)

©2017 - 2024 Dutch Academy Eindhoven | Learn Dutch Academy | Terms and Conditions | PrivacyUnsubscribe | Contact | Dutch Course Eindhoven 

Catharinaplein 21, 5611 DE Eindhoven Telephone: 040 369 0137